Zelf zou zij deze vraag pertinent ontkennend beantwoorden. Het is natuurlijk ook absoluut onwenselijk dat zij dat wel zou zijn, zowel voor haar eigen imago als voor dat van Walpole, dat zij voortdurend probeert te beschermen, zoals wij zagen in de brief van 19 april 1766. Toch zijn er in een brief van niet eens zoveel later, 5 mei 1766, tussen de andere onderwerpen door, emotionele passages die een twintigste- of eenentwintigste-eeuwse lezer stomverbaasd voor zich uit doen staren. Toen al? Is iets wat nu in de beschreven liefde een topos is geworden - of met een pejoratieve term een cliché - toen ontstaan, of zelfs eerder?