maandag 24 oktober 2011

Is Madame du Deffand verliefd op Horace Walpole?

 Door Josine Fonderie

Zelf zou zij deze vraag pertinent ontkennend beantwoorden. Het is natuurlijk ook absoluut onwenselijk dat zij dat wel zou zijn, zowel voor haar eigen imago als voor dat van Walpole, dat zij voortdurend probeert te beschermen, zoals wij zagen in de brief van 19 april 1766. Toch zijn er in een brief van niet eens zoveel later, 5 mei 1766, tussen de andere onderwerpen door, emotionele passages die een twintigste- of eenentwintigste-eeuwse lezer stomverbaasd voor zich uit doen staren. Toen al? Is iets wat nu in de beschreven liefde een topos is geworden - of met een pejoratieve term een cliché - toen ontstaan, of zelfs eerder?

donderdag 15 september 2011

Madame du Deffand aan Horace Walpole, zaterdag 19 april 1766

Vertaald door Josine Fonderie


       Ik wil proberen u met mijn hand te schrijven. Als u mijn gekrabbel kunt lezen, dan zegt u dat mij en zal ik er gebruik van maken als de gelegenheid zich voordoet. Dat zou heel goed uitkomen, mijn slapeloze nachten zullen mijn goede nachten worden.


Madame du Deffand aan Horace Walpole, zaterdag 19 april 1766

Ik was zeer verrast gisteren, toen ik uw brief ontving: ik rekende er niet op, maar ik zie dat van u alles verwacht kan worden.

INLEIDING op de brieven van Madame du Deffand aan Horace Walpole

Door Josine Fonderie

Als Horace Walpole op 17 april 1766 's middags uiteindelijk dan toch Parijs verlaten heeft om naar Engeland terug te keren, na een Parijs verblijf van zeven maanden waarin hij met toenemende frequentie de salon van Madame du Deffand heeft bezocht en waarvan hij de laatste maand, in het vooruitzicht van het naderend afscheid, dagelijks in haar gezelschap verkeerde, schrijft hij haar meteen ’s avonds vanuit Chantilly, zijn eerste halte, een brief die overigens, net zoals zijn meeste brieven aan haar, niet bewaard is gebleven.[1] Alleen al zijn prompt schrijven doet vermoeden dat hij erg gewend is geraakt aan het veelvuldige contact met de oude dame. Zij is hoe dan ook zeer getroffen door dit voor ons onzichtbare bericht en antwoordt hem, op 19 april 1766, geëmotioneerd. Voor een keer neem ik de volledige brief op, omdat uit deze eerste meteen de kenmerken blijken van vele latere.

woensdag 18 mei 2011

11. Aan alle levens komt een eind...

Door Rosalien van Witsen
président Hénault

Over de dood van de president Hénault schrijft ze op 25 november 1770 aan Walpole:

‘De president is gisteren om zeven uur ’s morgens gestorven. Ik zag woensdag al dat de eindstrijd begonnen was. Die dag, en ook de dagen erna, leed hij niet meer en was hij niet meer bij kennis. Het was een uiterst zachte dood. Zijn kaarsje is gewoon gedoofd. Madame de Jonzac leek er bijzonder ondersteboven van te zijn, ik wat minder. Ik had er zoveel bewijzen van hoe weinig vriendschap hij voor me voelde dat ik het idee heb dat ik een gewone kennis heb verloren, maar, omdat onze relatie al heel lang bestond en iedereen dacht dat we intieme vrienden waren (behalve een paar mensen die iets van de dingen weten waarover ik me te beklagen heb), ontving ik van alle kanten blijken van medeleven.’

donderdag 12 mei 2011

10. De ontmoeting met Walpole en Madames laatste jaren

Door Rosalien van Witsen

Zo was het met Madame du Deffand gesteld: blind, in het bezit van een appartement in het klooster van Saint-Joseph, in de rue Saint-Dominique… Ze was achtenzestig, bewoog zich in de allerhoogste kringen - alsof ze niet ernstig gehandicapt was, wat ze zoveel mogelijk vergat en door haar grote charme iedereen uiterst behendig probeerde te laten vergeten.
Horace Walpole

Ze stond laat op en maakte de nacht tot dag. Ze zorgde voor een souper bij haar thuis of ging in gezelschap van anderen souperen, zoals de president Hénault en andere vrienden, toen uit Engeland in de herfst van 1765 een bijzonder scherpzinnige Engelsman, Horace Walpole, in Parijs aankwam: dit werd de belangrijkste literaire en romantische (dit keer is het woord juist) gebeurtenis in het leven van Madame du Deffand, waaraan we een belangrijk deel van haar correspondentie te danken hebben en alles waardoor we haar beter leren kennen. Deze oude blinde vrouw werd hals over kop verliefd op de heldere, subtiele en genuanceerde geest van Horace Walpole, die afweek van het patroon waarnaar de mensen gevormd waren die ze de afgelopen vijftig jaar ontmoet had. Ze herkende in hem onmiddellijk de kwaliteiten die deze man eigen waren.

vrijdag 6 mei 2011

9. Julie de Lespinasse en d'Alembert


Julie de Lespinasse
Zo was ze op de leeftijd waarop de laatste stralen van de jeugd uitdoven. Een jaar of tien later merkte ze dat haar ogen meer en meer achteruitgingen, en bij haar ontstond het gruwelijke vermoeden dat ze binnen afzienbare tijd blind zou worden. Waarschijnlijk is dit een van de redenen dat ze zich terugtrekt in haar ouderlijk kasteel. Ook gaat ze in deze tijd, 1752, gebukt onder een zeer ernstige depressie, de ennui maakt zich geheel van haar meester, ondanks het feit dat ze nu haar doel bereikt heeft - of juist omdat ze dit doel bereikt heeft en ze er niet meer voor hoeft te vechten.
            Op het kasteel woont haar broer met zijn vrouw en kinderen. Voor deze laatste zorgt een jonge vrouw, Julie de Lespinasse. Julie zal in de komende tien jaar een belangrijke rol voor Madame du Deffand gaan spelen. Julie is tijdens het verblijf van Madame du Deffand in de Bourgogne haar enige lichtpunt.

donderdag 28 april 2011

8. Het doel is bereikt maar er dreigt een catastrofe

Door Rosalien van Witsen

In de periode dat Madame du Deffand zich losmaakt van Madame du Maine en bezig is een eigen bestaan op te bouwen, is het leven nog draaglijk. Wanneer ze haar doel bereikt heeft, haar eigen salon heeft, dagelijks talloze mensen ontvangt die haar afleiding bezorgen en haar uit haar verveelde, ja zelfs depressieve stemming halen, wordt haar behoefte aan gezelschap allesoverheersend.

Ze brengt om gezondheidsredenen korte tijd door in een kuuroord en schrijft bijna dagelijks aan de président Hénault.
‘Ik ben me er pijnlijk van bewust geworden dat ik even vatbaar voor de verveling ben als vroeger; ik heb alleen begrepen dat het leven dat ik in Parijs leid nog plezieriger is dan ik kon denken en dat ik diep ongelukkig zou zijn als ik dat zou moeten opgeven. Concludeer daaruit dat ik u even nodig heb als mijn eigen bestaan, omdat ik liever iedere dag bij u ben dan bij een van al de mensen die ik ontmoet: dit zijn geen lieve woordjes die ik u wil zeggen, maar een wiskundig bewijs dat ik u wil geven.’