Door Josine Fonderie
Als Horace Walpole op 17 april 1766 's middags uiteindelijk dan toch Parijs verlaten heeft om naar Engeland terug te keren, na een Parijs verblijf van zeven maanden waarin hij met toenemende frequentie de salon van Madame du Deffand heeft bezocht en waarvan hij de laatste maand, in het vooruitzicht van het naderend afscheid, dagelijks in haar gezelschap verkeerde, schrijft hij haar meteen ’s avonds vanuit Chantilly, zijn eerste halte, een brief die overigens, net zoals zijn meeste brieven aan haar, niet bewaard is gebleven.[1] Alleen al zijn prompt schrijven doet vermoeden dat hij erg gewend is geraakt aan het veelvuldige contact met de oude dame. Zij is hoe dan ook zeer getroffen door dit voor ons onzichtbare bericht en antwoordt hem, op 19 april 1766, geëmotioneerd. Voor een keer neem ik de volledige brief op, omdat uit deze eerste meteen de kenmerken blijken van vele latere.
Als Horace Walpole op 17 april 1766 's middags uiteindelijk dan toch Parijs verlaten heeft om naar Engeland terug te keren, na een Parijs verblijf van zeven maanden waarin hij met toenemende frequentie de salon van Madame du Deffand heeft bezocht en waarvan hij de laatste maand, in het vooruitzicht van het naderend afscheid, dagelijks in haar gezelschap verkeerde, schrijft hij haar meteen ’s avonds vanuit Chantilly, zijn eerste halte, een brief die overigens, net zoals zijn meeste brieven aan haar, niet bewaard is gebleven.[1] Alleen al zijn prompt schrijven doet vermoeden dat hij erg gewend is geraakt aan het veelvuldige contact met de oude dame. Zij is hoe dan ook zeer getroffen door dit voor ons onzichtbare bericht en antwoordt hem, op 19 april 1766, geëmotioneerd. Voor een keer neem ik de volledige brief op, omdat uit deze eerste meteen de kenmerken blijken van vele latere.
Om te beginnen is er een zeer in het oog lopend vormkenmerk: haar brieven dijen uit. We zien hier en in de hele correspondentie met Walpole een regelrechte schrijfverslaving, een niet kunnen stoppen. Zolang zij doorgaat met dicteren en zij haar secretaris Wiart de enveloppe nog niet laat sluiten, is het contact met Walpole niet verbroken. En zo blijkt in dit geval de salonhoudster en brievenschrijfster, die voor het overige bekend stond om haar puntig, trefzeker formuleren, de beheersing van de taal enigszins te verliezen en te belanden in langdradigheid. Niets wil zij bijvoorbeeld liever dan ál haar gevoelens uitgebreid mogen uiten. En dan zijn er ook nog de wederwaardigheden van deze of gene hooggeplaatste. Zolang zij, naast haar voor Walpole potentieel belastende uitingen van gemoedstoestanden, genoeg societynieuwtjes aan hem doorgeeft, voldoet zij aan zijn behoefte bekend te blijven met het reilen en zeilen van de Parijse adel, die hij gedeeltelijk zelf heeft ontmoet – en zal hij de brief nog niet terzijde leggen.[2] Ook de opstapeling van deze korte verslagjes draagt bij aan de indruk van bijna vormloosheid van haar epistels.
Even opvallend als de uitdijende vorm, en daarmee samenhangend, is een inhoudelijk kenmerk: de brieven vibreren van een hevige, niet verborgen stroom van emotie, de wens om gevoelens te mogen tonen, maar ook de heftige poging om het contact met de geliefde en gemiste persoon zo te modelleren dat zowel hij als zij er gerust op kan zijn, niet alleen wat betreft de aard van de omgang, maar evenzeer wat betreft de levensvatbaarheid ervan. Voor dat laatste moet het dus bijvoorbeeld wel mogelijk zijn genoeg brieven heen en weer te sturen, en als het kan elkaar terug te zien. Maar afgezien van het overbruggen van de geografische afstand, schriftelijk of in den lijve, moet er dus overeenstemming worden bereikt over de rolverdeling tussen de beide edellieden die bijna twintig jaar in leeftijd verschillen. Horace Walpole is uiterst gevoelig voor le ridicule, een reputatieverlies dat je lijdt als je door anderen uit hetzelfde hoge milieu bespot wordt. Hij loopt door zijn contact met een oudere vrouw enig gevaar ten prooi te vallen aan zijn eeuwige vrees voor die maatschappelijke flop. Zodra Madame du Deffand, hoopt zij, daarentegen een rituele omgang tot stand zal weten te brengen waarbij het leeftijdsverschil wordt omgekeerd[3], hij de docent is en zij de gedweeë leerling, hoeft hij niet te vrezen, zo meent zij, dat hij belachelijk wordt gemaakt – zij zal immers in alles zijn richtlijnen volgen – en zo zal zij hem niet kwijt raken. Dus noemt zij hem inderdaad al in de eerste brief na zijn vertrek mijn voogd, zichzelf uw pupil, en belooft zij een volgzame houding – in welke beweerde onderdanigheid soms, in latere brieven, een behoorlijk heerszuchtige oproep zal doorschemeren om op de hoogte te worden gehouden van de gezondheidstoestand van Walpole, die aan jicht lijdt.
Haar schrijven is gedurende de vijftien jaar dat hun correspondentie duurt, door de enorme retorische taak die zij zichzelf toebedeelt: het overreden van bestemmeling Walpole, vaak bezwerend van aard. Zij verzekert hem zich naar zijn wensen te zullen voegen. De paradox daarbij is dat hij zich van haar zo moet gedragen als zij wenst, om haar het ooit gesmaakte geluk weer te waarborgen – en dat kost haar een hoop woorden!
[1] Walpole had wat zijn brieven aan en van Madame du Deffand betreft een executrice testamentaire aangewezen, Miss Berrry, die alle brieven van Madame du Deffand moest bewaren en die brieven van hemzelf moest vernietigen die schadelijk voor zijn reputatie zouden zijn. Gedeeltelijk zal zijn lage opvatting van de kwaliteit van zijn Frans hebben meegespeeld, maar vooral toch de vrees te uitnodigend te zijn geweest. Wat niet meer bestaat kunnen we vagelijk vermoeden uit reacties van Du Deffand en nog meer uit citaten van zinnen die zij in haar eigen brieven herhaalt.
[2] Walpole werkte aan een gedroomd bouwwerk van brieven, tot dan toe in het Engels, die een beeld zouden moeten geven van ‘de maatschappij’ in zijn tijd. Een uitbreiding naar de Franse adel was daarom welkom, vooral met een correspondente die in hoog aanzien stond.
[3] In de wereld van Madame du Deffand heerst wel vaker een mode van ‘doen alsof’. Dat kan zijn het versturen van een brief onder een andere naam, waarbij de ontvanger, als deze al begrijpt dat er vriendelijk of onvriendelijk bedrog in het spel is, in het duister tast naar de werkelijke opsteller van de tekst. Maar er is ook ‘samen doen alsof’: met haar vriendin Madame de Choiseul, veel jonger dan zij, speelt Madame du Deffand het spelletje oma & kleindochter. De werkelijke grootmoeder van Madame du Deffand heette na haar tweede huwelijk namelijk ook Duchesse de Choiseul. Het speels omdraaien van het leeftijdsverschil, hier nauwelijks beladen, had Madame du Deffand dus al eens eerder bij de hand gehad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten