maandag 24 oktober 2011

Is Madame du Deffand verliefd op Horace Walpole?

 Door Josine Fonderie

Zelf zou zij deze vraag pertinent ontkennend beantwoorden. Het is natuurlijk ook absoluut onwenselijk dat zij dat wel zou zijn, zowel voor haar eigen imago als voor dat van Walpole, dat zij voortdurend probeert te beschermen, zoals wij zagen in de brief van 19 april 1766. Toch zijn er in een brief van niet eens zoveel later, 5 mei 1766, tussen de andere onderwerpen door, emotionele passages die een twintigste- of eenentwintigste-eeuwse lezer stomverbaasd voor zich uit doen staren. Toen al? Is iets wat nu in de beschreven liefde een topos is geworden - of met een pejoratieve term een cliché - toen ontstaan, of zelfs eerder?
Er zou een onderzoek moeten worden gedaan in de door Madame du Deffand zo verfoeide romans en ook bijvoorbeeld in de hoofse poëzie van de 12e eeuw. Maar laten we om te beginnen nu alleen nog maar enkele fragmenten bekijken uit de brief van 5 mei 1766, waarin zij zich, crescendo, steeds geëxalteerder gedraagt. Eerst veel lokkertjes: het is hier heerlijk, kom hierheen. (…) Alles wat mij omringt, mist u, verlangt naar u en is onder de indruk van uw charme. Oordeelt u, mijn geliefde voogd, hoe gelukkig mij dat maakt! Handel al uw zaken af en kom mij weer opzoeken, u zult duizenden aangename kanten tegenkomen hier in dit land, ik sta daar borg voor. Dan een vleugje chantage via mededogen: Nog een extra argument moet u daartoe bewegen: u bent de voortreffelijkste man van de wereld, het moet voor u een groot plezier zijn het geluk te bewerkstelligen van iemand die dat nooit echt gekend heeft in haar leven. En dan de bovenste etage van de extase: U zult mij vroom maken, u zult mij een Voorzienigheid doen erkennen, u zult alle onrecht herstellen dat ik heb ondergaan, u zult al mijn verdriet, al mijn ellende wegwerpen, ik zal mijn vijanden niet meer vrezen, hun wapens zullen in spelden veranderen, wij zullen de spot drijven met valse goden, wij zullen misschien hun altaren omver gooien. (…) Ik wil nooit iets doen zonder uw goedkeuring, ik wil altijd uw lieve meisje zijn, en me laten leiden als een kind: ik vergeet dat ik geleefd heb, ik ben pas dertien jaar. Als u niet verandert, en als u mij weer komt opzoeken, zal het resultaat daarvan zijn dat mijn hele leven zeer gelukkig is geweest. U zult het hele verleden wegwissen, en mijn bestaan zal pas dateren vanaf de dag dat ik u heb leren kennen.
            Tekstschrijver Michel Vaucaire was in 1956 gewend om de taal van de liefde in een lied meer te comprimeren dan Madame du Deffand ooit geprobeerd heeft, omdat haar verzen noch haar brieven eerder het vehikel van haar emoties waren, maar het is opmerkelijk hoe de thema’s in het door Edith Piaf vanaf 1960 zo beroemd gemaakte Non, je ne regrette rien overeenkomen met de iets langer uitgesponnen verzuchtingen van onze Marquise: de narigheid uit het verleden doet er niet meer toe, het is uitgewist, het leven, het geluk begint nu pas, en dat is met die Ene die alles herstelt.[1]
Maar naast deze overeenkomsten met het lied met Piaf is er als extra de opmerkelijke wens om een kind te zijn en gevormd te worden door een voogd, kennelijk bij gebrek aan voldoende ouderlijke interventie. Maar dat kind is wel al dertien, en niet vijf of zes. Twee gedachtesporen dringen zich op. Misschien staat het gefantaseerde kind enerzijds op de drempel van de puberteit en wil het deze keer niet de door hormonen of ijdelheid ingegeven dwaalwegen inslaan die het eerder wel koos. En misschien staat het gefantaseerde kind anderzijds op haar dertiende ook wel op het eindpunt van haar intellectuele vorming indertijd, een spijt die de oude vrouw bij tijd en wijlen uit: zij heeft voor haar gevoel nooit echt onderwijs genoten. Vroegere erotische dwaalwegen kunnen natuurlijk helemaal niet ongebeurd gemaakt worden, en ze leveren bovendien soms later een bron van inkomsten op. Vroeger opgelopen gemis aan kennis kán daarentegen eventueel aangevuld worden - maar de Marquise maakt na deze uitstorting van veelkleurige emoties verder nooit werkelijk de indruk daar opuit te zijn. Er volgt nog wel, steeds in dezelfde brief van 5 mei 1766, een verklaring voor de kracht van haar gevoel.
            (...) Als ik van u een ijzige brief zou ontvangen zou ik me heel akelig en heel beschaamd voelen. Ik weet nog niet welk effect afwezigheid in u teweeg kan brengen; uw vriendschap was misschien een strovuurtje: maar nee, dat geloof ik niet. Wat u ook allemaal tegen mij gezegd hebt, ik heb nooit kunnen denken dat u ongevoelig bent, u zou niet gelukkig zijn, en ook niet aardig, zonder vriendschap, en ik volg precies na waarvan u wilt houden. Gaat u mij nu niet zeggen dat er een roman in mijn hoofd zit, ik ben daar mijlen ver van verwijderd, ik heb er een afkeer van, aan alles wat op liefde lijkt, heb ik een hekel en ik vind het bijna prettig dat ik oud ben en foeilelijk, zodat ik me niet kan vergissen in de gevoelens die de mensen voor mij hebben, en heel prettig dat ik blind ben, zodat ik er zeker van kan zijn dat ik geen andere gevoelens kan hebben dan die van de zuiverste en waarachtigste vriendschap. Maar ik houd waanzinnig veel van vriendschap, mijn hart is nooit voor iets anders gemaakt. Maar nu heb ik genoeg over mezelf gepraat. Laten we het over u en uw zaken hebben.(...)
           
            Ze noemt zichzelf niet verliefd. Ze is wel zo emotioneel als ze voorheen nooit was, maar ze heeft deze passie voor hem ondergebracht bij het hoofdstuk vriendschap, waarvan ze zegt waanzinnig veel te houden. En of ze nu gelukkig is of ongelukkig door deze nieuwe zijnswijze en zijn antwoorden daarop: een ding is zeker, zolang ze geconcentreerd aan hun interactie denkt, is de verveling met al zijn afgronden in elk geval van de baan.





[1]NON, JE NE REGRETTE RIEN
paroles: Michel Vaucaire
musique: Charles Dumont


Non, rien de rien
Non, je ne regrette rien
Ni le bien qu’on m’a fait ni le mal
Tout ça m’est bien égal
Non, rien de rien
Non, je ne regrette rien
C’est payé, balayé, oublié
Je me fous du passé

Avec mes souvenirs
J’ai allumé le feu
Mes chagrins, mes plaisirs
Je n’ai plus besoin d’eux
Balayés mes amours
Avec leur trémolos
Balayés pour toujours
Je repars à zéro

Non, rien de rien
Non, je ne regrette rien
Ni le bien qu’on m’a fait, ni le mal
Tout ça m’est bien égal
Non, rien de rien
Non, je ne regrette rien
Car ma vie
Car mes joies
Aujourd’hui
Ça commence avec toi

Geen opmerkingen:

Een reactie posten