donderdag 15 september 2011

Madame du Deffand aan Horace Walpole, zaterdag 19 april 1766

Vertaald door Josine Fonderie


       Ik wil proberen u met mijn hand te schrijven. Als u mijn gekrabbel kunt lezen, dan zegt u dat mij en zal ik er gebruik van maken als de gelegenheid zich voordoet. Dat zou heel goed uitkomen, mijn slapeloze nachten zullen mijn goede nachten worden.


Madame du Deffand aan Horace Walpole, zaterdag 19 april 1766

Ik was zeer verrast gisteren, toen ik uw brief ontving: ik rekende er niet op, maar ik zie dat van u alles verwacht kan worden.

INLEIDING op de brieven van Madame du Deffand aan Horace Walpole

Door Josine Fonderie

Als Horace Walpole op 17 april 1766 's middags uiteindelijk dan toch Parijs verlaten heeft om naar Engeland terug te keren, na een Parijs verblijf van zeven maanden waarin hij met toenemende frequentie de salon van Madame du Deffand heeft bezocht en waarvan hij de laatste maand, in het vooruitzicht van het naderend afscheid, dagelijks in haar gezelschap verkeerde, schrijft hij haar meteen ’s avonds vanuit Chantilly, zijn eerste halte, een brief die overigens, net zoals zijn meeste brieven aan haar, niet bewaard is gebleven.[1] Alleen al zijn prompt schrijven doet vermoeden dat hij erg gewend is geraakt aan het veelvuldige contact met de oude dame. Zij is hoe dan ook zeer getroffen door dit voor ons onzichtbare bericht en antwoordt hem, op 19 april 1766, geëmotioneerd. Voor een keer neem ik de volledige brief op, omdat uit deze eerste meteen de kenmerken blijken van vele latere.