Door Rosalien van Witsen
In de achttiende eeuw was Madame du Deffand een beroemde salonnière. Haar ontvangsten werden door de hoge adel, filosofen, schrijvers en kunstenaars bezocht, en haar geestige, vaak venijnige opmerkingen werden alom geciteerd. Talloze brieven aan Voltaire, Montesquieu en anderen zijn bewaard. Maar hoewel ze even scherpzinnig en onderhoudend schreef als ze praatte, werd ze niet zo beroemd als Voltaire. De laatste tijd wordt er terecht meer aandacht aan haar besteed, want zoals Sainte Beuve in de negentiende eeuw al schrijft:
In de achttiende eeuw was Madame du Deffand een beroemde salonnière. Haar ontvangsten werden door de hoge adel, filosofen, schrijvers en kunstenaars bezocht, en haar geestige, vaak venijnige opmerkingen werden alom geciteerd. Talloze brieven aan Voltaire, Montesquieu en anderen zijn bewaard. Maar hoewel ze even scherpzinnig en onderhoudend schreef als ze praatte, werd ze niet zo beroemd als Voltaire. De laatste tijd wordt er terecht meer aandacht aan haar besteed, want zoals Sainte Beuve in de negentiende eeuw al schrijft:
‘…De hele 18e eeuw zou ontbreken en we zouden op literair gebied alleen middelmatige vrouwen aantreffen als er geen Madame du Deffand was geweest.’
Wat haar afkomst betreft is ze verbonden met de tijd van Lodewijk XIV, met de prachtige taal uit de periode van de klassieken. Ze is in 1697 geboren en gestorven in 1780 en heeft dus bijna de hele achttiende eeuw met zijn verlichte ideeën meegemaakt, maar ze heeft zich nooit laten meeslepen door de filosofie. Evenals Voltaire schrijft ze helder en geestig en doet ze niet onder voor andere auteurs uit deze eeuw.
Als jonge vrouw nam ze deel aan de beruchte feesten van de Régent, wat ouder hield ze een salon en op haar zeventigste werd ze verliefd - wat ze nooit eerder was geweest - op een twintig jaar jongere Engelsman, Horace Walpole. Oktober 1780 sterft Madame du Deffand, 83 jaar oud, blind en eenzaam. Ze leefde lang en ongelukkig.
Bij haar overlijden is alleen haar toegewijde secretaris Wiart bij haar en hij schrijft aan haar teerbeminde Walpole in Engeland de volgende brief:
‘Parijs, 22 oktober 1780
U vraagt me, meneer, u nauwgezet verslag te doen van de ziekte en de dood van uw achtenswaardige vriendin. Als u haar laatste brief nog in uw bezit hebt, moet u die herlezen en dan ziet u dat ze u daarin voor altijd vaarwel zegt. Hij is, naar ik meen, van 22 augustus. Toen had ze nog geen koorts, maar ze voelde wel heel duidelijk haar einde naderen, omdat ze schreef dat u alleen nog door mij op de hoogte gesteld zou worden van haar toestand. Ik kan u niet zeggen hoeveel pijn het me deed die brief door haar gedicteerd te krijgen. Ik kon hem haar niet tot het einde toe voorlezen, zo erg moest ik snikken. Ze zei: “Houdt u dan echt van mij?” Deze scène was droeviger dan een echte tragedie, omdat we dan weten dat het om fictie gaat en nu zag ik maar al te goed dat ze de waarheid sprak en die waarheid sneed me door de ziel. Haar dood ligt in de normale gang van zaken; ze was niet echt ziek en ze heeft niet echt geleden. Als ik haar hoorde klagen, vroeg ik of ze pijn leed en dan antwoordde ze altijd: ‘Nee.’ De acht laatste dagen van haar leven was ze volledig lethargisch. Ze voelde niets meer en haar dood was zeer zacht, hoewel ze wel lang bedlegerig is geweest.
Ze wilde zonder enig eerbetoon begraven worden. In haar testament heeft ze bepaald dat het zo eenvoudig mogelijk moest gaan. Haar verzoek is ingewilligd. Ze wilde een graf in de Saint-Sulpice, haar parochie, en daar rust ze. De heren van de kerk waren niet zo ingenomen met haar laatste wil en duldden niet dat haar graf op de gebruikelijke wijze werd verfraaid. Toch kwam de priester haar dagelijks bezoeken, maar tijdens de biecht raakte ze buiten kennis, zodat ze de sacramenten niet kon ontvangen. De priester viel niets te verwijten, hij dacht dat het einde niet zo nabij was.
Ik zal Tonton* bij me houden tot het vertrek van Monsieur Thomas Walpole*. Ik zorg heel goed voor hem. Hij is lief en bijt niemand. Hij was alleen stout in aanwezigheid van zijn bazin. Ik weet zeker dat ze u gevraagd heeft om voor hem te zorgen na haar dood.’
Achtentwintig jaar was Wiart in dienst van Madame du Deffand. Het was een toegewijde secretaris die haar dag en nacht terzijde stond, brieven voorlas en schreef, een zware taak, want tot twee maanden voor haar dood correspondeerde Madame du Deffand met een groot aantal belangrijke denkers en schrijvers. De laatste achttien jaar van haar leven ging er een niet aflatende stroom brieven – driehonderd achtenvijftig om precies te zijn – naar Walpole. De laatste brief van Madame du Deffand aan Walpole luidt:
‘22 augustus 1780
Ik ontving uw brief van de dertiende en veertiende. Ik schreef u in mijn laatste brief dat ik het niet goed maakte, vandaag is het nog erger met me gesteld. Ik heb geen koorts, dat denkt men tenminste, maar ik ben uiterst zwak en neerslachtig. Van mijn stem is niets over, ik kan niet meer op mijn benen staan, geen beweging meer maken, en mijn hart is beklemd. Het valt me zwaar om onder ogen te zien dat deze toestand het nabije einde aankondigt. Ik heb de kracht niet om bevreesd te zijn en ik heb nergens spijt van, nu ik u toch niet terug zal zien tijdens mijn leven. De huidige situatie brengt met zich mee dat ik zeer geïsoleerd ben, al mijn kennissen zijn verstrooid over de wereld. Uw neef is verwikkeld in zijn proces, ik heb hem al een week niet gezien.U denkt toch niet dat hij op de hoogte is van mijn toestand? Ach, daar houdt hij zich gewoon niet mee bezig en ik neem hem dat absoluut niet kwalijk, want op het ogenblik staat zijn hele vermogen en dat van zijn aanbeden zoon op het spel.
Vermaak u zoveel mogelijk, beste vriend, en wees niet bedroefd om mij. We waren elkaar toch bijna kwijt. We zouden elkaar nooit meer terugzien. U zult me betreuren, omdat het heel aangenaam is om te weten dat er iemand is die van je houdt.
Misschien zal Wiart u nog de laatste berichten over mij doorgeven. Ik word zo moe van het dicteren.’
Dit is dus de laatste brief van Marie du Deffand, een onafhankelijke, intelligente vrouw, omgeven door interessante mensen. Ze verveelde zich echter, ondanks haar contact met de vele grote geesten uit haar tijd. Haar leven lang ging ze gebukt onder het gevoel van dodelijke verveling, de ennui, een onderwerp dat vaak voorkomt in haar brieven, zonder dat die brieven zelf vervelend zijn - integendeel.
* De hond van Madame du Deffand
* Een neef van Horace Walpole
Portret van Horace Walpole door Joshua Reynolds
* De hond van Madame du Deffand
* Een neef van Horace Walpole
Portret van Horace Walpole door Joshua Reynolds
Geen opmerkingen:
Een reactie posten