Als dochter uit een oud, maar niet zeer vermogend adellijk geslacht wordt Marie Vichy-de Chamrond vanuit de Bourgogne naar de school van het klooster van de Madeleine du Traisnel gestuurd, in de rue de Charonne in Parijs. Het is niet alleen een internaat voor jonge meisjes waar ze een opvoeding zonder enige diepgang krijgen, die het midden houdt tussen de wijding aan God en aan het wereldse leven, maar het klooster is ook een toevluchtsoord voor dames die een ongelukkige liefde achter de rug hebben en zich even willen terugrekken.
Verder komt er regelmatig bezoek van heren, die er soms een aantal vriendinnen hebben onder de novicen. Men wijdt zich meer aan het mondaine leven dan aan de devotie. Er werd zelfs verteld dat Marie in die tijd, vijftien jaar oud, al een verhouding met de Regent had en dat haar ouders haar daarom snel wilden uithuwelijken. Dit lijkt echter meer een roddel te zijn dan op waarheid te berusten, want haar moeder, een wufte vrouw die Parijs verkoos boven het platteland, was al gestorven toen Marie dertien was.
Later beklaagt Madame du Deffand zich erover dat ze niet voldoende geschoold, geletterd is. Ze had leren lezen en schrijven en wat oppervlakkige kennis van muziek, geschiedenis en naaien verworven. Op geloofsgebied had ze al vroeg haar twijfels en ze schijnt als klein meisje haar vriendinnetjes aangezet te hebben tot afvalligheid. De hulp van Massillon, een bekende geestelijke uit die tijd, wordt ingeroepen. Hij moet haar weer op het rechte pad brengen. Aan het eind van zijn gesprek met haar is zijn enige commentaar dat ze charmant is en dat ze een eenvoudige catechismus zou moeten lezen. Madame du Deffand beschrijft deze ontmoeting in een brief aan Voltaire van 28 september 1765:
‘Ik herinner me dat Madame de Luynes*, toen ik als jong meisje in het klooster was, Vader Massillon naar me toestuurde. Ik was stomverbaasd en beefde voor hem; ik onderwierp me niet aan hem omdat hij zo goed redeneerde, maar omdat het zo’n indrukwekkende man was.’
Ook beklaagt ze zich bij Voltaire over haar opvoeding en ze wijt daaraan haar onmacht om zich werkelijk in iets te verdiepen:
‘U hebt geen idee, en kunt dat ook niet hebben, hoe het is om wel na te kunnen denken en wel met dingen bezig te zijn maar tegelijkertijd geen talent te bezitten, geen vaste bezigheden te hebben en geen afleiding… Ik heb geen middelen meer om de verveling de baas te worden en ik ondervind de kwalijke gevolgen van een verwaarloosde opvoeding. Onwetendheid maakt de ouderdom veel zwaarder, ik vind het onverdraaglijk.’
En aan Walpole schrijft ze:
‘Soms vraagt iemand zich af of hij weer jong zou willen zijn. Als ik dan ook zo opgevoed zou worden als toen en alleen met de mensen van toen te maken zou hebben, zou ik absoluut niet willen. Dan zou ik dezelfde ellende ondervonden hebben als toen, maar ik zou met veel genoegen weer vier jaar oud zijn en als gouverneur een Horace hebben…’
Vervolgens stippelt ze de ideale opvoeding uit, begeleid door een verlicht, erudiet man zoals haar vriend Horace Walpole. Maar toch, als ze niet alles uit zichzelf had gehaald, alles wat ze was en alles wat ze waard was, dan was deze scherpzinnige, rechtlijnige en helder oordelende vrouw die nooit aan anderen vroeg wat ze moest denken, waarschijnlijk veel minder bekend geworden.
Een jonge, wild levende vrouw
Als ongeletterde achttienjarige, ingewijd in het mondaine leven, keert ze terug naar het ouderlijk kasteel in de Bourgogne in Ligny-en-Brionnais. Haar familie zoekt een echtgenoot voor haar en zijzelf ziet het huwelijk als enige mogelijkheid om zelfstandigheid te verwerven. Ze trouwt in 1718 met een acht jaar oudere verre neef, Jean-Baptiste-Jacques du Deffand, markies van La Lande, een buitenman die van het leven op het land houdt.
Zoals gebruikelijk was ze uitgehuwelijkt aan een man die alleen wat afkomst betreft bij haar paste. Ze had bij de eerste oogopslag haar oordeel over hem klaar, had meteen een hekel aan hem, verliet hem, probeerde een paar keer weer met hem te leven, vond het te vervelend en beging zonder blikken of blozen alle mogelijke misstappen, zodat haar aanzien daar wel onder leed, zelfs in die wereld met zijn losse en gemakkelijke zeden. In haar bloeitijd onder de Régence, snoof ze de geest ervan op; ze was twee weken de maîtresse van de Regent - en verder van nog van heel wat anderen. Ze viel van de ene misstap in de andere en probeerde altijd de laatste te herstellen door een nieuwe ervaring.
* haar tante
Geen opmerkingen:
Een reactie posten