Door Rosalien van Witsen
In Sceaux ontmoet Madame du Deffand Voltaire, met wie ze een vriendschap voor het leven sluit. De omvangrijke correspondentie tussen hen is geheel bewaard gebleven. Voltaire heeft grote bewondering voor haar en de bewondering is wederzijds. Een gedichtje dat Voltaire in die tijd op haar maakte getuigt van de losse sfeer aan dit hof:
Wie u ziet en wie u hoort
Verliest al gauw zijn filosofische gedachten
En elke wijze zou als dwaas
Bij u zijn dagen doorbrengen en de nachten.
Ook tijdens deze lange periode van feesten en partijen, hoewel het geen orgieën zijn zoals tijdens de Régence, is Madame du Deffand ten prooi aan de ‘ennui’. Ze staat onder druk om steeds weer iets nieuws te bedenken voor Madame du Maine, altijd weer nieuwe festiviteiten. Ze wil eigenlijk niet langer als een soort ceremoniemeester bij haar in dienst zijn. Met veel moeite maakt ze zich los uit de jarenlange omstrengeling van Madame du Maine. Haar briefwisseling met Madame de Staal, met wie ze in deze tijd innig bevriend is en aan wie ze zich verwant voelt, geeft aan dat ze zich voorzichtig onttrekt aan de macht van Madame du Maine. Van deze brieven zijn alleen de brieven over van Madame de Staal, die de steun en toeverlaat, slaaf en voetveeg van Madame du Maine is. Zij regelt en bedenkt alles, samen met Madame du Deffand.
Madame du Maine |
Ook tijdens deze lange periode van feesten en partijen, hoewel het geen orgieën zijn zoals tijdens de Régence, is Madame du Deffand ten prooi aan de ‘ennui’. Ze staat onder druk om steeds weer iets nieuws te bedenken voor Madame du Maine, altijd weer nieuwe festiviteiten. Ze wil eigenlijk niet langer als een soort ceremoniemeester bij haar in dienst zijn. Met veel moeite maakt ze zich los uit de jarenlange omstrengeling van Madame du Maine. Haar briefwisseling met Madame de Staal, met wie ze in deze tijd innig bevriend is en aan wie ze zich verwant voelt, geeft aan dat ze zich voorzichtig onttrekt aan de macht van Madame du Maine. Van deze brieven zijn alleen de brieven over van Madame de Staal, die de steun en toeverlaat, slaaf en voetveeg van Madame du Maine is. Zij regelt en bedenkt alles, samen met Madame du Deffand.
In de zomer van 1747 blijft Madame du Deffand zomaar drie maanden weg. Madame du Maine is zeer ontstemd over de afwezigheid van Madame du Deffand en de arme Madame de Staal moet het ontgelden.
Madame de Staal schrijft in die tijd 23 brieven aan Madame du Deffand waarin ze uitgebreid het wel en wee aan het hof bespreekt.
‘Anet, zondag 17 september 1747
Niemand zou dieper geraakt zijn dan ik, ma reine, door uw vriendschap, maar ik ben wat ontstemd over het feit dat u een te hoge dunk van mij hebt. Ik ben bang dat ik me niet oprecht gedraag, want als u mijn gebreken niet ziet moet ik ze wel verborgen hebben en dat is nog erger dan ze te hebben.
Niemand zou dieper geraakt zijn dan ik, ma reine, door uw vriendschap, maar ik ben wat ontstemd over het feit dat u een te hoge dunk van mij hebt. Ik ben bang dat ik me niet oprecht gedraag, want als u mijn gebreken niet ziet moet ik ze wel verborgen hebben en dat is nog erger dan ze te hebben.
Ik heb uw brief aan Madame du Maine voorgelezen. Sinds ze denkt dat u niet naar Anet komt, houdt ze de helft zoveel van u… Het verlangen omgeven te zijn door velen neemt met de dag toe… De groten der aarde worden zo schraal door zich steeds verder uit te strekken dat je dwars door hen heen kunt kijken: het is heerlijk om een studie van ze te maken en ik zou niets kunnen noemen dat meer tot een filosofische houding leidt. Ik ben geneigd me aan te sluiten bij de uwe om geen afstand te doen van een gemakkelijk leventje, maar ik keur het af dat men zich afpeigert alleen maar om het goed te hebben. We moeten het leven en de mensen en de dingen nemen zoals het komt en daar vaart men dan wel bij. Sinds ik niets meer wil, voel ik me beter dan toen ik alles had wat ik maar wenste: maar of ik in deze gelukkige toestand zal blijven, weet niemand. Ik weet het in ieder geval niet en zal me er niet bij voorbaat al druk over maken…..’
Uit een brief van Madame de Staal van 21 september, waarin Madame du Maine nooit bij name genoemd wordt en waarin de verveling van Madame du Deffand uitgebreid ter sprake komt:
‘Uw zogeheten ongenade, ma reine, komt alleen maar voort uit ergernis dat u hier niet bent. U hebt niet kunnen komen, maar misschien heeft men het idee dat u het helemaal niet wilt. En al uw lieve woorden maken die wandaad niet goed. Ik vermoed ook dat de angst om een gast minder te hebben door u een kamer meer te verschaffen de vriendelijke gevoelens voor u schaden, want de allesoverheersende passie is de omvang van het gezelschap. Deze passie wordt groter en sterker naarmate iemand minder zijn heil bij zichzelf kan zoeken. […] Ik heb me hier niet verveeld: verveling wordt eerder veroorzaakt door de episoden tussen de tijden van plezier; zodra je daaraan gewend bent, voel je het niet meer. U bent daarvan een levend bewijs en voorbeeld, want in feite wordt uw leven daardoor vergiftigd. Als ik de juiste woorden heb gevonden voor het feit dat de groten der aarde zich steeds meer verbreiden, dan zijn die van u nog beter. Laten we ons samenpersen, ons terugtrekken in onszelf, u zult er niet minder geestrijk door worden. Wanneer u minder ruimte aan uw geest laat, wordt die alleen maar sterker; de kracht en de gratie van uw geest zullen u nooit in de steek laten…’
Maar ondanks alle pogingen van Madame du Maine via Madame de Staal om Madame du Deffand snel terug te laten keren, lukt het haar niet. Wel blijft Madame du Deffand in contact met Madame du Maine, tot deze sterft in 1753. Haar goede vriendin Madame de Staal is al drie jaar eerder gestorven.
Het leven aan het hof van Sceaux had Madame du Deffand weinig gelegenheid geboden om op zichzelf te wonen. Ze had enige tijd een klein appartement in de rue de Beaune, en vanaf 1740 logeerde ze, als ze in Parijs was, bij haar broer, de abbé de Champrond, die in de pastorie van de Sainte Chapelle woonde. In 1746 begint ze met de voorbereidingen van een eigen onderkomen in het klooster van Saint Joseph. Het was normaal dat rijke dames een deel van een klooster huurden en daar hun intrek namen. Het ruime appartement in Saint-Joseph was door de beroemde Madame de Montespan (twaalf jaar minnares van Lodewijk XIV en moeder van de door de koning als zoon erkende echtgenoot van Madame du Maine) bewoond vanaf 1691 tot haar dood in 1707. Madame du Deffand besteedt bijzonder veel zorg aan de inrichting en er zijn beschrijvingen van de rood-gele tinten die ze had uitgezocht en de comfortabele met fluweel beklede stoelen, de speeltafeltjes en de leestafeltjes en het prachtige bed – de slaapkamer maakt ook deel uit van de kamers waar ontvangen wordt.
Madame du Deffand kan zich zo rijk inrichten omdat ze over wat meer middelen beschikt. In1750 overlijdt de heer du Deffand – van wie ze al sinds 1723 gescheiden leefde – en ze erft van hem een bescheiden vermogen, dat haar met haar andere inkomsten, zoals het jaargeld van de Regent en een erfenis van haar moeder, in staat stelt om haar eigen salon te openen.
Madame du Deffand is rond 1750 een vrouw van middelbare leeftijd zonder illusies. Ze verdiept zich nergens in, zoekt nog steeds zoveel mogelijk afleiding, arrangeert toneelopvoeringen, ballet, maakt vermakelijke gedichtjes, satires, zonder ooit werkelijk iets van waarde te willen schrijven, zonder zich op iets toe te leggen. Madame du Deffand is een markiezin en amateurisme hoort bij een aristocratisch bestaan, een aristocraat hoort geen professionele schrijver, filosoof of kunstenaar te zijn en ook geen diepgaande gevoelens te hebben. Een aristocraat flirt, heeft korte affaires maar gaat nooit aan de liefde ten onder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten